Andorra probeert een echt land te blijven, en niet alleen een brievenbus voor ultrarijken

Het is een klein bordje, bij de entree van het restaurant. Je zou het zo over het hoofd zien. ‘Spreekt u Catalaans? Ons team ook.’ Ze zijn onopvallend, die bordjes, maar erachter schuilt een belangrijke discussie die Andorra al langere tijd bezighoudt. Hoe zorg je ervoor dat je als land van nog geen honderdduizend inwoners, ingeklemd in de Pyreneeën tussen Spanje en Frankrijk, toch je identiteit behoudt? En dan vooral als er grote aantallen mensen naar je land verhuizen omdat het er, tja… fiscaal nogal voordelig is?

Een ‘belastingparadijs’ wordt Andorra officieel niet meer genoemd door de Europese Unie, sinds het in 2018 transparante belastingwetgeving heeft doorgevoerd die het bankgeheim in de praktijk ophief. Maar wie naar het prinsdom emigreert, zal minder belasting betalen, dat is nog altijd een wetmatigheid.

Iemand met een inkomen van een halve ton zou er bijvoorbeeld nog geen 2000 euro per jaar inkomstenbelasting afdragen. Met een hoogste belastingschijf van 10 procent, is Andorra zeer interessant voor veelverdieners uit alle hoeken van Europa. De vraag waar Andorra voor staat: hoe zorg je dat die mensen wél deel worden van het sociale weefsel van het land? En is er eigenlijk zoiets als een Andorraanse identiteit?

Lees verder bij Trouw

Met klimaatverandering ziet Andorra een belangrijke inkomstenbron wegsmelten

Hannah Thomas hoeft er niet lang over na te denken. De sneeuw in Andorra wordt slechter en slechter, daar is ze duidelijk over. Lachend kijkt ze uit over de piste, waar tientallen mensen in hun kleurrijke wintersportkleren over de witte vlakte glijden, waarna de 26-jarige Britse zegt dat ze nu drie winters achter elkaar in Andorra komt – de eerste keer om een seizoen in het skitoerisme te werken – en in die jaren ziet ze telkens minder sneeuw.

Haar vriendin Ella Sanderton, met wie ze een glas wijn drinkt aan de skipistes met hun sportkleren nog aan, knikt instemmend. “Het is ook minder mooi, de bergen zijn niet wit”, zegt Sanderton, wijzend naar de machtige bergpartijen rondom. ’s Nachts in haar verblijf hoort ze de sneeuwkanonnen inschakelen. “Dit skigebied is over een paar jaar volledig kunstmatig”, zegt ze. “Dan is het enkel een reep wit tussen de rotsen door.”

Nee, de vriendinnen vrezen een sneeuwloze toekomst voor Andorra als het zo doorgaat, met telkens warmere winters. Het is geen onrealistische vrees: het Internationaal Monetair Fonds waarschuwde ministaatje Andorra, ingeklemd tussen Spanje en Frankrijk, deze maand nog voor de risico’s van een economie die zo afhankelijk is van sneeuwtoerisme in tijden van klimaatverandering.

Lees verder bij Trouw

Canarische Eilanden in de maag met minderjarige migranten

Vanuit zijn dorpje in het Malinese binnenland, niet ver van hoofdstad Bamako, reisde Mamadou naar de kust van Senegal, om vanuit daar met een bootje de oversteek te maken naar de Canarische Eilanden. Als een van bijna vijftigduizend migranten kwam hij daar in 2024 aan – pakweg tienduizend verdronken onderweg datzelfde jaar – waarna de Spaanse regering hem in een centrum voor alleenreizende minderjarige migranten plaatste, op loopafstand van Arinaga.

Dertien jaar oud dus, hoewel er toch wat aarzeling is voordat hij antwoordt. Is dat omdat hij niet precies weet wat een journalist is, wie de persoon is die hem dit vraagt? Omdat zoveel mensen hem vragen hebben gesteld sinds zijn aankomst in december? Of heeft iemand hem op het hart gedrukt te liegen over zijn leeftijd? Op het eerste oog ziet hij er niet uit als dertien jaar, lang en opgeschoten, weliswaar met dat slungelige van een puber, maar hij zou net zo goed zestien kunnen zijn, of achttien.

Lees verder bij Trouw

Van terrorisme naar toerisme: Baskenland als gastronomisch mekka

Camila Nuñez kijkt hoe de stroperige substantie van haar lepel druipt. Traag, een beetje klonterig. Ja, dit ziet er goed uit wat betreft de 20-jarige student. Het heeft de juiste viscositeit voor de kaassaus, nu kan ze het verdelen. Zo traag als de saus van de lepel druipt, zo gehaast beweegt iedereen om Nuñez heen. Twee jongens achter haar bekijken een bak met moten forel, daarnaast liggen scheermesjes – de langwerpige schelpen die hier in Baskenland in zoveel restaurants te vinden zijn. Een student met bril en vlassig baardje geeft orders aan anderen in de rij van kookeilanden: hier moet een schaal de oven in, daar een snufje meer zout in een saus.

De studenten van het Basque Culinary Center (BCC) bereiden een avondmaaltijd voor die ze van begin tot einde hebben uitgedacht – waarbij ze zelfs bijpassende wijnen moesten uitwerken. Het is hun opdracht in de taller experimental, de experimentele workshop, waarbij ze leren denken als een luxe restaurant. Nuñez vertelt hoe haar gekoelde kaasvulling na een periode in de vriezer een laag van appel met cider krijgt. “Zoet en zout tegelijk, dat is mijn experiment met smaak.”

Lees verder bij Trouw

Een batterijfabriek en een strategische haven: China zoekt invloed via Portugal

De plek waar een van de grootste batterijfabrieken voor elektrische auto’s ter wereld moet komen, bestaat nu nog alleen uit bomen en modder. Een deel is al weggekapt, daarnaast is er alleen een toegangsweg met modderige bandensporen op het asfalt. Verderop zijn de glimmende buizen van de petrochemische industrie te zien, een belangrijk fundament onder dit industrieterrein van de Portugese havenstad Sines.

Doorrijdend de stad in zie je overal schoorstenen met vlam, waar gas wordt afgefakkeld. De stad is rondom de industrie aangelegd. Dit is dé diepzeehaven van Portugal, op anderhalf uur rijden ten zuiden van Lissabon, waar containers van over de hele wereld binnenkomen en vertrekken. En daarom is het de ideale plek voor China om te investeren.

“Het industrieterrein is de motor van de economie van Sines en daarmee van de Alentejo”, zegt schoolhoofd Eduardo Bandeira. Hij leidt Etla, een privaat opleidingsinstituut voor jonge Portugezen die in de industrie van Sines willen werken, op enkele honderden meters van de locatie van de geplande batterijfabriek vandaan. Bandeira kiest zijn woorden zorgvuldig: “Ja, de Alentejo is een arme regio en ja, daarom is iedere investering hier welkom.” Een batterijfabriek waarvoor 2 miljard eurowordt geïnvesteerd, met 1800 directe banen en uiteindelijk een capaciteit van 45 gigawatt (GWh) of zelfs 90 GWh tot de grootste ter wereld zal horen? “Ja, natuurlijk is dat interessant.”

Lees verder bij Trouw

Een vuurzee kleurt de vallei rood

De geur van verbrand hout hangt nog sterk in de lucht. Langs de weg kringelen hier en daar rookpluimpjes op, waar bomen nasmeulen in een verder zwartgeblakerd landschap. Je ziet helder tot waar het vuur is gekomen: een meter van het asfalt, hier moet de brandweer het op afstand hebben gehouden, van de huizen van Mesquitela. Een paar dagen geleden was dit dorp nog volledig omringd door vuur, een van de vele Portugese dorpen die bedreigd werden door de vlammen van de natuurbranden die het land opeens teisterden.

Aan de kant van de weg haalt Helena Marques spijkerbroeken van een waslijn, die ze langs de kant van de weg heeft gespannen. Terwijl de Portugese van rond de zeventig jaar oud haar handdoeken opvouwt, kijkt ze zuchtend naar het zwartgeblakerde bos. “Er waren maar weinig brandweerlieden, dus het was spannend”, zegt ze. “Er waren verschillende branden gaande, dus konden ze hier niet met veel mensen helpen.”

Lees verder bij Trouw

Op de Canarische Eilanden woedt een fluittaaloorlog. ‘De doodsbedreigingen waren het meest bizar’

Als je weet wat er gezegd gaat worden, kan je de gefloten zin eigenlijk al bijna begrijpen. Hoog, laag. Hoog, hoog, midden, laag. Mira, izquierda, oftewel: kijk, links. Het komt doordat de klinkers in deze woorden bij het fluiten gerangschikt zijn van hoog naar laag: i, e, a. De u spreek je niet uit.

Met een trotse glimlach knikt de 62-jarige Emiliano Fernandez Armas, waarna hij nog een volledige volzin fluit die voor de ongetrainde verstaander nog wel onbegrijpelijk is. “Kijk, links, daar staat je schaap lager aan de helling”, vertaalt Armas. “Dit is waar het om gaat, korte en praktische boodschappen.”

Vanaf de klifpunt waarop Armas staat, kijk je zo honderden meters de diepte in. Daar beneden steekt een handjevol gebouwen wit af tegen de zwarte rotsen van het vulkanische gesteente. De eilandbewoner wijst hoe de wandelpaden lopen, scherp omlaag langs de helling, waar schaapherders zoals hij hun dieren generaties lang lieten grazen.

Lees verder bij Trouw

Dit Galicische stadje verbande auto’s en werd hét voetgangersparadijs van Europa

Aan haar terrastafel achter een glas versgetapt bier is de 71-jarige Conchita Martinez er heel helder over: het is hier in Pontevedra steeds beter toeven. En daarmee heeft die keuze uit 1999 om het centrum voor auto’s af te sluiten alles mee te maken. “Kijk hoe we hier nu zitten”, zegt ze. “Daar in die straat voor ons, daar had je een dunne stoep aan beide kanten, terwijl het verkeer maar doorraasde. De stoep was nog te klein om fatsoenlijk met een kinderwagen te kunnen lopen. Weet je nog?”

Dat laatste, dat vraagt Martinez aan haar zus, die met een glas vermout naast haar zit. De dames drinken op Spaanse wijze hun glas om één uur ‘s middags, als aperitief voor de lunch. “Daarna struin ik straks nog wat door de straten. Eigenlijk doe ik alles intussen lopend, maar ik ben dan ook gepensioneerd.”

Wandelen, ja dat kan je wel in Pontevedra. Vijfentwintig jaar geleden besloot burgemeester Miguel Anxo Fernández Lores het middeleeuwse centrum vrij te maken voor voetgangers. Het was in de tijd vér voordat het gangbaar was zulke keuzes te maken. Het stadsbestuur verplaatste parkeerplaatsen langs de straat naar plaatsen in garages aan de buitenranden van het centrum, en laat alleen nog hoogstnoodzakelijk verkeer toe voor de bevoorrading van winkels en restaurants. Allemaal vanuit het idee: waarom zou altijd alles moeten wijken voor de auto?

Lees verder bij Trouw

Venezolanen protesteren in Madrid vanwege fraude in hun vaderland

Ze moet er nog om lachen, de opmerking van haar vader. “‘Als de oppositie wint, kunnen jullie allemaal terugkeren naar Venezuela. Jij en je broers.’ Het was zo schattig.”

Maar naast de lach, krijgt de 38-jarige Damar Rivillo ook vochtige ogen. “Het is de hoop van ouderen die nooit konden vertrekken, zoals mijn ouders, zoals de ouders van vrienden. Maar terugkeren gaat niet gebeuren. Ik heb mijn leven hier, al mijn vrienden zijn weg uit Venezuela.”

Rivillo werkt voor een multinational in de textielindustrie en heeft als teamleidster zo’n tien mensen onder zich. In 2014 vertrok ze uit Venezuela, onder meer vanwege de onveilige situatie in het land.

Lees verder bij Trouw

Gejuich, tinto de verano en croquetas de jamón: zo keek Madrid naar de wedstrijd

Het begint buiten op straat. Ook al is het in Spanje normaal echt niet zoals in Nederland met de Oranjegekte, zijn in de uren voor de finale de straten van Madrid gevuld met de rojigualda, de Spaanse rood en gele vlag: hij hangt van balkons, mannen hebben hem als een toga om zich heen geslagen. En uiteraard lopen overal mensen met het voetbalshirt van de nieuwe ster van Spanje, die net zijn zeventiende verjaardag heeft gevierd, Lamine Yamal.

Een paar jochies roepen iets onverstaanbaars vanaf een hotelbalkon en rollen een Engelse vlag uit, wit met een rood kruis, waarna ze gelijk van beneden af de volle laag krijgen. De samenvatting, in beschaafde woorden: Spanje wint toch wel. Hier in de hoofdstad is het anders dan in sommige kustplaatsen die praktisch door Engelsen zijn overgenomen, hier zijn de Spanjaarden echt nog veruit in de meerderheid. Maar toch, die guiris verslaan – zoals de Britten hier heten – dat willen de Spanjaarden wel. De terrasjes zijn op z’n Madrileens overal vol, her en der heeft een kroeg voor het gemak maar een televisie buiten opgehangen.

Lees verder bij Trouw