Inzending voor columnwedstrijd Metro. Je kan hier stemmen.
Daar sta je, aan de poort van het paradijs Nederland. Achter de gouden deuren hoor je engelen zingen, begeleid door het gerinkel van handenvol euro’s. Jij en je vrouw zijn immigrant, gekleed in je beste zondagse kleren. De deuren schuiven open en verschijnt hij dan: Lodewijk Asscher, de Petrus van deze poort in eigen persoon. In zijn hand houdt hij een vel papier.
Je komt uit de bergen, maar je bent niet achterlijk. Je herkent een contract aan de stippellijn voor de handtekening. Lodewijk, vriendelijk, voorkomend, en gekleed in pak en stropdas, legt je uit: dit is niet meer dan een formaliteit. Wij willen zwart op wit dat u verdraagzaam bent.
Verdraagzaam?
Asscher legt uit dat vrijheid in zijn samenleving voorop staat. Daarom dansen bij hem mannen in het openbaar in roze tangaslips en dragen meisjes van zestien hun rokken tot ver boven de knieën. Bovendien mag iedereen geloven wat hij of zij wil. Je tikt je vrouw aan. Geloven, dat doen wij ook.
Ascher zegt dat je in dit land alles mag zeggen. Ter illustratie buigt hij zich naar jouw vrouw en noemt haar een vuile hoer. Daarna pakt hij een vulpen uit zijn borstzak. Als u daar wilt tekenen. Vanuit je ooghoek kijk je naar die man en nu valt het je op dat er damp uit zijn kapsel opstijgt. Er is ook iets met zijn ogen, die pupillen zijn zo vreemd verticaal.
Je krabbelt je naam op de stippellijn. Lodewijk Asscher slaat zijn arm om je heen. Je treft het zegt hij, want in het land vieren ze net de verjaardag van de nieuwe koning. Zodra je de poort door stapt zie je overal hossende mensen. Oranje vlaggetjes hangen in de straten. Vlak bij je oor schalt er zo’n knallende beat uit een speaker dat het pijn doet. Een vrouw van ruim veertig zwalkt voorbij in een naveltruitje, je ziet een piercing glinsteren. Een man schreeuwt in je oor dat de koning Prins Pils heette, omdat hij zo hard kon zuipen. Je veegt het speeksel van je wang. Hordes bezopen kotsende zwetende mensen komen op jullie af en zingen: d’r in, d’r uit.
Je vrouw en jij maken rechtsomkeert. De poort is dicht en verlaten. Gehaast zoek je om je heen naar een opening: iets om door weg te komen. Dan hoor je die lach, laag en duivels, en besef je wat je gedaan hebt.