Verkorte versie gepubliceerd in Het Parool op 12 augustus 2014, onder de titel: ‘Toeristen vragen zich af of ze wel in IJsland zijn’
De geïmproviseerde moskee van de Moslim Vereniging van IJsland bevindt zich in een omgebouwd appartement op de tweede verdieping in Ármúli, een desolate woonboulevard aan de rand van Reykjavík. Via een zijdeur in een straat waar de verf van de buitenmuren bladdert kan je twee trappen omhoog, langs het boekhouderskantoor op de eerste verdieping. In de woonkamer van het appartement liggen gebedskleedjes en er staat een boekenkast met Koran-interpretaties. Vanuit het raam hebben de moslims uitzicht op de laaghangende wolken die langs de tafelberg Esja trekken, waar de ruige IJslandse natuur net buiten Reykjavík begint.
De moskee is een van de twee gebedshuizen voor de ruim zevenhonderd geregistreerde moslims die in de kleine hoofdstad wonen. Op deze dinsdagavond zijn er een handjevol gelovigen naar de moskee gekomen. Vermoedelijk omdat het de dag na het suikerfeest is, de afsluiting van een loodzware ramadan met tweeëntwintig uur zonlicht zo dicht bij de poolcirkel. De Turkse moslim Erdogan is één van de bezoekers. Hij woont al tien jaar op het eiland en zegt nooit problemen met de IJslanders gehad te hebben. ‘De problemen ontstonden pas nu we een echte moskee mogen bouwen’, vertelt Erdogan. ‘Sindsdien is er een hevige discussie gaande.’
Afgelopen winter kregen de moslims door het gemeentebestuur van Reykjavík een stuk land toegewezen waarop zij een echte moskee mochten bouwen. Een grasveld met een paar bomen aan de rand van de stad. De groep Stop de Islamisering van IJsland (SIOI) reageerde door een varken de kop af te snijden en die samen met bebloede bladzijdes uit de Koran op het stuk land te leggen. Het doet denken aan de Saga’s, een combinatie van IJslandse geschiedenis en mythes die nog altijd een belangrijk deel van de IJslandse literatuur vormt, waarin ruzies tussen de Vikingen die het land stichtten geregeld uitlopen op bloederige gevechten.
Het stuk land ligt aan de Miklabraut, de toegangsweg tot Reykjavík. Siegur Hergrimsson woont in de belendende seniorenwijk en laat iedere avond zijn hond uit op het braakliggend terrein. Zelf is Hergrimsson geen tegenstander van de bouw, maar hij zegt geregeld negatieve opmerkingen van zijn medebewoners op te vangen. ‘Ze zijn bang vanwege wat ze zien gebeuren in Irak en Syrië’, zegt de gepensioneerde IJslander. ‘Voor de meeste mensen is de locatie het voornaamste argument om tegen de bouw te zijn. De moskee zal het eerste zijn dat je ziet wanneer je Reykjavík binnen rijdt. Toeristen zullen zich afvragen of ze wel in het juiste land zijn.’
Hergrimsson vertelt dat hij Reykjavík heeft zien veranderen. Twintig jaar geleden kwamen de eerste gastarbeiders vanuit Polen naar de stad toe, waarop Aziatische immigranten vanuit Vietnam en de Filipijnen volgden. ‘Intussen ben je niet meer verrast wanneer je een zwarte ziet. Dat was compleet anders toen ik jong was. Maar op een inwonersaantal van honderdtwintigduizend zijn die paar honderd moslims nog altijd een kleine minderheid.’
Vanwege de relatieve isolatie heeft IJsland sinds haar kolonisatie door de Noormannen in de negende eeuw altijd weinig te maken gehad met invloed van buitenaf. Er kwamen door de eeuwen heen zelfs zo weinig immigranten naar het land dat de genetische samenstelling van het IJslandse volk, als combinatie van Noors en Iers bloed vanwege de Ierse slaven die de Noormannen destijds met zich meebrachten, zo homogeen is gebleven dat het uiterst bruikbaar is voor genetisch onderzoek. Ook qua religie is IJsland altijd homogeen gebleven: nog altijd is meer dan negentig procent van de bevolking lid van de Lutherse kerk, de staatsgodsdienst van het land.
Sinds 1999 probeert Salman Tamimi, vice voorzitter van de Moslim Vereniging van IJsland, de bouw van een nieuwe moskee rond te krijgen. Het voorstel werd pas opgepakt in 2010 door de toenmalige burgemeester Jón Gnarr, een komiek die met zijn protestpartij De Beste Partij tegen eigen verwachtingen in werd verkozen. Hij pleitte voor de vrijheid van religie die het land heeft, en wees de moslims het stuk land toe. De discussie die daarop volgde domineerde zo lang het politieke discours dat de lol er voor Gnarr wel af was. Sveinbjörg Birna Sveinbjörnsdóttir, lijsttrekker van Framsóknarflokkur (Progressieve Partij), wil dat nu intrekken. Ze beweerde dat er ook geen kerk in Abu-Dhabi staat, terwijl er daar in werkelijkheid zes kerken zijn. Desondanks zorgde deze opmerking, die zij de dag voor de gemeenteraadsverkiezingen van Reykjavík afgelopen 31 maart maakte, voor een groei van de partij van 2 naar 10 procent van de stemmen.
Het Islamitische Culturele Centrum van IJsland, dat zich in 2009 afsplitste van de Moslim Vereniging van IJsland, bouwde twee jaar geleden zonder ophef een nieuwe moskee, die er van buiten uitziet als een congrescentrum. ‘Je moet gewoon niet van de daken schreeuwen dat je er bent’, zegt voorzitter Karim Askari.
Vooralsnog is het terrein aan de Miklabraut onbebouwd. De moslims moeten eerst genoeg geld bij elkaar zien te krijgen. Maar wanneer Erdogan klaar is met zijn gebed zegt hij dat het niet de vraag is of, maar wanneer de moskee gebouwd zal worden. ‘We zijn hier nu, dus moeten ze ons ook zien.’