Te koop: Syrische archeologie

Gepubliceerd in Het Parool op 30 september 2014 als Geplunderd, gesmokkeld, omgesmolten en afgedragen

De oorlog in Syrië heeft ook grote gevolgen voor het culturele erfgoed. De rebellen plunderen archeologische afgravingen. 

Romeinse munten, kleitabletten met spijkerschrift of een eeuwenoude bijbel met een kaft van gazelleleer: in Istanboel is het allemaal te koop. De uitbaters van een café in de multiculturele wijk Aksaray weten dat bij hen geregeld schimmige deals worden gemaakt, en ze zijn dan ook discreet afwezig wanneer de 41-jarige Koerdische Syriër, we noemen hem Mohammed, foto’s van zijn koopwaar op zijn laptop laat zien.

“Mijn laatste goede deal bestond eigenlijk uit twee deals tegelijk,” vertelt Mohammed, die als tussenpersoon optreedt wanneer een handelaar spullen uit Syrië aan de man probeert te brengen. “Een mozaïek en honderden gouden munten, beide uit de Romeinse tijd. Het heeft ons team dertigduizend dollar opgeleverd.”


In Istanbul is een levendige handel in Syrische archeologie ontstaan, waarmee de verschillende rebellengroepen hun strijd financieren. Het land is een kleine goudmijn wat archeologie betreft: in de grond zijn restanten te vinden van de Romeinse, Griekse, Koerdische, Perzische en Islamitische beschavingen die er hun voetafdruk hebben achtergelaten. Veel spullen zitten nog in de grond of liggen ongeregistreerd in depots, waardoor ze voor mensen als Affari makkelijker te verhandelen zijn.

‘Op sommige dagen zijn we archeologen, op andere dagen zijn we strijders’, vertelde de 27-jarige rebel Jihad Abu Saoud vorig jaar aan de Washington Post. Aangezien archeologische afgravingen niet meer bewaakt worden, kunnen de rebellen vrij hun gang gaan. Op satellietfoto’s is te zien dat sommige sites tijdens de burgeroorlog volledig afgegraven zijn. Voor jihadistische groeperingen als IS zijn de antiquiteiten een goede inkomstenbron, helemaal nu zij de olievelden door bombardementen kwijtraken. Wanneer internationale strijdmachten archeologische sites beschermen tegen plundering voorkomen zij daarmee niet alleen de beschadiging van cultureel erfgoed, maar ontnemen zij de rebellen ook inkomsten.

Archeoloog Joris Kila houdt zich al jaren bezig met de bescherming van cultureel erfgoed, zoals dat in 1954 in de Haagse Conventie is vastgelegd. Volgens de archeoloog speelt cultuur vaak een belangrijkere rol tijdens conflicten dan tot nog toe wordt erkend. ‘Cultuur is vaak juist een van de grondoorzaken’, zegt de archeoloog. Het opblazen van kerken en shi’itische moskeeën door de Islamitische Staat zijn hier een duidelijk voorbeeld van. Maar ook de vernieling van de graftombes in Timboektoe of de vernietiging van de Mostar brug tijdens de Balkanoorlog, waarvoor de daders in het Haagse tribunaal berecht zijn, hadden met de vernietiging van cultuur te maken. Hierdoor hebben mensen als Affari dan ook het gevoel dat zij hun eigen, in dit geval Koerdische, cultuur van de ondergang redden door de spullen het land uit te smokkelen.

‘Het probleem is echter dat daarmee de context verloren gaat’, zegt Kila. ‘Wanneer je een munt ergens vindt kan je hem dateren en bepaalde historische bewegingen achterhalen. Denk aan een Romeinse munt die zuidelijker dan verwacht in Afrika opduikt. Eenmaal gesmokkeld weet je er niets meer van.’

Ook de dorpelingen roven archeologische sites. Vanwege de jarenlange burgeroorlog heerst er veel armoede in Syrië. Bij bouwputten en andere afgravingen zoeken de dorpelingen voornamelijk naar goud, wat zij soms zelfs omsmelten en voor een eenvoudige prijs per kilo verkopen. Nu de dorpelingen die niet tot de juiste soennitisch islamitische godsdienst behoren ook belastingen aan de jihadistische strijders moeten betalen, wordt dat volgens Kila vaak in de vorm van archeologie gedaan. Hierbij gaat het voornamelijk om munten en kleine voorwerpen, aangezien die eenvoudiger te vervoeren zijn dan mozaïeken of grote beelden.

De smokkelnetwerken zijn niet nieuw. Na de plundering van het nationale museum in Baghdad na de Amerikaanse invasie in 2003 kwamen al veel kunstwerken en artefacten op de internationale markt terecht. De smokkelkanalen die destijds zijn ontstaan, kunnen nu makkelijk weer aangesproken worden. Mohammed Affari heeft zelf ook nog enkele voorwerpen uit Bagdad te koop.

Intussen liggen veel artefacten in geheime depots in Istanbul te verstoffen in afwachting van een koper. Er gaat veel tijd overheen: eerst laat Affari de koopwaar controleren door een kenner in Istanbul, waarna er over en weer vertrouwen gewonnen moet worden met de koper. Zodra de deal eenmaal rond is verdwijnen de antiquiteiten in een privécollectie, waarna het maar te hopen is dat ze ooit weer komen bovendrijven. De archeologische context is dan helaas voor altijd verloren gegaan.