Sneeuwpop

Kort verhaal dat werd gepubliceerd in literair tijdschrift de Revisor (02-10-2017)

Mensen denken vaak dat we met lichten naar elkaar seinen, in een morsetaal die alleen wij begrijpen. Het is eenvoudiger dan dat. Je rijdt langs elkaar, werpt een eerste blik bij elkaar in de auto, en als je allebei nieuwsgierig bent geworden maak je een ruime draai over de parkeerplaats, precies zoals wij deden. Want ook al reed hij in een Honda met roestplekken op de deur, ik zag dat hij was wat ik zocht.

Die tweede keer rijd je zo langzaam dat je goed kunt kijken. Zo langzaam dat je de kleur van elkaars ogen kan zien. Het kwam door zijn haar, dat met plukken alle kanten uit stak. Net nog kort genoeg dat het niet zou gaan hangen, maar zo lang dat het hem een verwilderde uitstraling gaf. Ik dacht dat hij kunstschilder was. Of misschien dichter. Het kwam omdat hij leek op mijn eerste liefde Wilco. Die zat op de academie en oh, die manier waarop hij me mee kon nemen in zijn wereld van kunst – wanneer je leerde met zijn ogen rond te kijken dan konden zelfs de groeven en oneffenheden van koffiebonen of de bladeren van een eikenboom al veelbetekenend zijn.

De derde ronde is de bevestiging. Hij reed achter me aan naar het verre uiteinde van de parkeerplaats, waar strakke witte lijnen aangaven waar je moest staan. Hij stapte als eerste uit en liep om zijn auto heen naar mij toe, waarop ik mijn raampje liet zakken. Hij leunde voorover, zijn gezicht kwam vlak bij het mijne – ik rook de scherpe geur van zijn aftershave – en zei dat hij liever naar een hotel wilde dan hier. Bij dat laatste woord gaf hij een knikje met zijn hoofd, in de richting van het pad waar net twee mannen tevoorschijn kwamen. Het was een uitgesleten stuk in de struiken, dat tussen de bomen door liep.

Iemand als ik had vast geld genoeg om een hotelkamer te kunnen betalen, zei hij. Daarna maakte hij zijn lippen nat. Man, ik dacht dat ik gek werd. Ik kende een Holiday Inn vlakbij de parkeerplaats aan het meer, maar dat is geen plek die bij iemand als Wilco past. Dus ik vroeg of hij er eentje kende en liet hem voor me uit rijden.

We reden een volgende wijk in. Er waren kozijnen waar het verf vanaf bladderde, opengescheurde afvalzakken bij een lantaarnpaal. Bij een stoplicht zag ik iemand onder een deken in een portiek, en wachtend bij een volgend stoplicht stuurde ik een berichtje naar mijn vrouw dat het wat langer zouden.

Een hoek verderop parkeerde hij langs de straat. Voordat ik uitstapte pakte ik de map met CD’s van het dashboardkastje en schoof die onder de bijrijdersstoel. Bij de Holiday Inn parkeer je tenminste op eigen terrein.

Hij stak zijn hand uit het raam, wees naar een gebouw aan de overkant, waarvan de gevel van onderaf met lampen was verlicht, en bleef zitten. Ik liep er naartoe om ons in te checken. De entree was een balie in een krappe ruimte. De vrouw die er stond had veel rimpels rondom haar mond en geblondeerd haar; ze rookte niet op dat moment, maar er hing een geur van tabak om haar heen. Terug buiten liet ik hem de sleutel zien door zijn gesloten raam heen, zodat hij wist welk kamernummer we hadden. Ik ging hem weer voor naar binnen. Zwijgen, dat is de code van de anonieme lichamen.

Boven, alleen in de hotelkamer, trok ik mijn geld uit mijn leren portemonneetje en stak het onder het matras. Ik deed hetzelfde met mijn creditcards en bankpasjes. Het enige dat ik liet waar het was, was een geblokkeerde visakaart. Op de rand van het bed keek ik de kamer rond – ik rook het zweet van de vorige gasten. Ik trok mijn schoenen uit en liep ik naar het raam. Het venster klemde. Boven het raam hing de airco, die brommend lucht de kamer in blies. Ik hield mijn handen ervoor tot ze stijf waren.

Eindelijk werd er geklopt. Weer viel het me op hoeveel hij op Wilco leek. De smalle onderkaak en de leerachtige huid. De manier waarop hij met zijn hand tegen de muur geleund bleef staan, schuin, zodat zijn shirt zo opkroop dat zijn boxershort net boven zijn spijkerbroek uit zichtbaar werd. Toen ik Wilco leerde kende was hij nog jong en kerngezond, vol energie om zo een nachtje door te halen.

De jongen ging op het bed zitten, waardoor het matras aan de zijkant iets omhoog kwam. Hij sloeg zijn benen over elkaar en trok één mondhoek op alsof hij ergens pijn had. Ik moest hem zijn shirt uittrekken, achterover op bed leggen en met mijn vingers over zijn geschoren borstkas gaan. Ik houd ervan als mannen alles scheren, oksels tot schaamstreek. Hij had een lichaam dat je alleen krijgt als je de discipline hebt om consequent naar de sportschool te gaan.

Ik neukte zijn gedisciplineerde lichaam. Ik liet me door hem disciplineren.

Zodra we daarna vermoeid maar voldaan naast elkaar lagen, vroeg hij schor: Vertel me over je gezin.

Ik wil liever niet dat je praat, zei ik.

Op de parkeerplaats had ik zijn stem natuurlijk al gehoord. Daar moest het bij blijven. Precies om die reden ben ik altijd zo’n fan geweest van pornovideo’s: het enige dat je ziet zijn lichamen, die elkaar betasten tot ze tot een orgasme komen. Als ze al praten zijn de dialogen inhoudsloos, waardoor er eigenlijk niets wordt gezegd – niet zoals in het echte leven, waar met de woorden ook de problemen en de zorgen meekomen. Ik wil niet weten wie hem als kind heeft gepest. Ik wil met hem neuken, hier in de hotelkamer, de hele nacht lang.

Met een abrupte beweging draaide hij zich op zijn zij, zodat hij naar mij toe gedraaid lag.

De airco zoemde.

Met zijn vinger tekende hij een cirkel over mijn rug. Een kleinere cirkel erboven. Nog een cirkel. Vanaf de middelste cirkel trok hij nog twee lijnen, rechts en links. Hij wachtte, veegde met zijn hand over mijn rug, en maakte dezelfde drie cirkels en lijn.

Weet je ‘t al?

Zijn stem spande hij nu aan, zodat het zeurderig klonk. Dat kon Wilco ook doen als hij wist dat ik moest gaan en hij me toch wilde laten blijven. Oh, die Wilco en zijn wilde dromen. Wij samenwonen in dat zolderatelier van hem, waar het tussen de kieren in het houtwerk door tochtte, we wisten allebei dat het onmogelijk was.

Nog een keer? vroeg hij.

Ik bedoel, doordeweeks wil ik na mijn werk wat eten en op de bank zitten, televisie kijken of een boek doorbladeren zonder het verhaal echt tot me door te laten dringen. Dacht hij nou echt dat ik dan energie had voor iemand die de dag alleen in zijn atelier door heeft gebracht en alles wil laten zien dat er uit zijn handen is gekomen? Alles vertellen dat door zijn hoofd is gegaan?

Nu moet je het weten, zei de jongen. Hij bleef lang stil, streek met de toppen van zijn vingers over mijn rug – zo licht en langzaam dat ik moeilijk kon onderscheiden waar hij mijn huid niet meer raakte.

Buiten reed een ambulance voorbij.

Sneeuwpop, zei hij.

Wat?

Het lichaam, drie bollen. De lijnen voor zijn armen.

Terwijl hij praatte bleef hij de lijnen over mijn rug trekken.

Hij zei: Als ik de ogen zou doen, was het te makkelijk. Ik vind dat jij wel iets van een sneeuwpop hebt.

De jongen draaide zich met een zucht op zijn buik. Ik ging rechtop zitten en bekeek zijn lichaam, dat niet leek te passen bij de wallen onder zijn ogen en zijn sobere uitstraling. Alsof hij voor de gelegenheid een lichaam van iemand geleend had. Hij vroeg of ik gewoon wat wilde aaien, als ik niets wilde tekenen. Dat deed ik.

Hij kreeg kippenvel. Mijn vrouw zou ongerust worden en de jongen zou weer gaan praten, maar tijdens die vijf of tien minuten dat ik in stilte over zijn rug streek klopte alles. De hotelkamer met de bruine jaren tachtig gordijnen; het licht van de lamp op het nachtkastje, zacht rood door de lampenkap; de geluiden van de televisie in de kamer boven ons. De geur. Hij vroeg, zachtjes dit keer, hoe het was om kinderen te hebben.

Als hij toch stil bleef.

Hoeveel kinderen heb je?

Hoe weet je dat ik kinderen heb? vroeg ik.

Je stationcar. De blik toen ik voorstelde om naar een hotel te gaan. Je hebt tegen je vrouw gezegd dat je weg bent, bij een collega langs om nog wat werk te doen of op cursus, filosofie bijvoorbeeld, iets waar ze nooit vragen over stelt zolang je op tijd terug bent. Even snel in de bosjes. Meer had je niet ingecalculeerd. Hoe oud zijn ze?

Omdat hij zijn gezicht in het kussen had gedrukt, met ruimte bij zijn mond om te ademen en praten, zag ik zijn uitdrukking niet. Ik vertelde dat ik twee kinderen had, achttien en zestien, jongen en een meisje. Hij bleef doorvragen.

Gaan ze studeren?

Weten ze hiervan?

Ik wil niet meer dat je praat.

Zijn lach ging over in een hoestbui, die zo lang aanhield dat ik dacht dat hij erin zou stikken. Zo’n hoest die rauw klinkt. Het geluid irriteerde me en ik wilde hem in zijn gezicht slaan. Hij pakte zijn telefoon uit de zak van zijn spijkerbroek, die naast het bed lag. Het was een oud model, met een barst in het scherm.

Geen gemiste oproepen, zei hij.

Die van mij staat op stil, zei ik.

Je moet altijd leven alsof het je laatste dag is, vind je niet? vroeg hij.

Hij rolde op zijn rug, bleef een tel stil liggen, en stond op. Terwijl hij naar de badkamer was rook ik aan de kussens en aan het deken en het dekbed – zweet en sperma dat al in iemand gezeten heeft, die lichte geur van stront. Het liefste had ik mijn geslacht afgelikt. Aangekleed kwam hij uit de badkamer en zei dat het mijn beurt was. Hij liep de hotelkamer uit. Je laat niets achter – geen telefoonnummer, geen naam. Je wilt naar huis kunnen gaan zoals je wakker wordt uit een droom.

Ik draaide me om in het bed, snoof nog eens de geur van ons zweet op, dat zich had vermengd met het zweet van zo veel anderen. Ik stond op en voelde zijn sperma langs de binnenkant van mijn benen glijden. Ik liep de badkamer in, vocht op mijn gezicht door de stoom in de lucht. Op het toilet liet ik mezelf verder leeglopen.