Toen Tijuana plaats voor hen maakte in opvanghuizen, kregen de vanuit Amerika gedeporteerde Mexicanen hoop. Jarenlang woonden ze in een betonnen geul in Tijuana, onder de voetgangersbrug vlakbij de grensovergang. Door die betonnen geul sijpelt meestal een stroom rioolwater, die alleen af en toe de oceaan in spoelt wanneer het hard regent in de bergen. Op die dagen staat aan de andere kant van de grens, in het Amerikaanse San Diego, de rode vlag op het strand omdat het water te vervuild is om in te zwemmen.
De geul, die in Tijuana el canal heet, is een beruchte plek: iedereen weet dat daar verslaafden en verschoppelingen wonen. Met oude pallets en stukken landbouwplastic bouwden de gedeporteerde Mexicanen ook hun woningen in de geul, van waaruit ze ’s ochtends de stad in liepen om bij stoplichten auto’s te wassen, waarmee ze op een goede dag honderd peso verdienen – een euro of twee. Het is een van de weinige dingen die ze kunnen doen in deze grensstad. Het Amerika waar zij jaren gewoond hebben is onbereikbaar, hoewel vanuit el canal de grens zichtbaar is. Het Mexico waarin ze terechtgekomen waren was onbegrijpelijk, omdat ze er al veel te lang niet geweest waren of omdat ze uit een compleet andere hoek van het land komen, waar het vaak te gevaarlijk is om naar terug te keren.
Lees verder op de website van OneWorld